Hemelvaartweekend

Een nieuwe lente en een nieuw geluid
Dit jaar, 2019, viel het natuurweekend van de KNNV in een late Hemelvaart en in het verrassend
mooie Noord Groningen.
Denk je aan Groningen, dan verbeeldde ik mij altijd saaie oeverloze akkers met aardappelen en graan
met daarboven weliswaar mooie Hollandse luchten. Dat beeld breidde zich de laatste jaren uit met
boze inwoners en met balken gestutte huizen in dit aardgas-wingebied. Onterecht was mijn zicht op
deze provincie niet florissant en niet soortenrijk maar dat is gelukkig wel veranderd. Groningen biedt
haar zogenaamde saaie graanakkers immers wel voor de tweede keer de mogelijkheid aan een paar
steppekiekendieven om een nest jongen uit te laten vliegen. In 2017 een primeur van vier jonkies en
nu in 2019, terwijl het hele land in de laatste week van juli lijdzaam de hittegolf trotseerde of in het
verre buitenland vakantie hield, een nest van zes.
Oh prachtig thuisland en wel Groningen.
Ook tijdens het Hemelvaartweekend heeft Groningen mij veel fraais geboden. Wij struinden door het
noordelijke deel en dat stukje landschap was reeds zeer gevarieerd! Wij hadden een mooi
onderkomen op de Middendijk in De Waddenhoeve in de Noordpolder met een lekkere zittuin. In de
ochtenden reeds bij het ontbijt of later op de dag bij het relaxen na de excursies bij thuiskomst
werden we daar steevast begroet door de boerenzwaluwen, de nestelende ringmussen, de
gierzwaluwen en de fazanten. Ook door de gracieuze bruine kiekendief en dat gewoon in je luie
stoel. Bij de eerste avondwandeling na aankomst op de woensdag vond ik ook heel bijzonder om
voor de tweede keer in mijn prille vogelspotleven weer een blauwborst te ontmoeten en om op een
slaapplek van boerenzwaluwen in struik-, rietgewas langs het water gewezen te worden. De sloten
en kanalen in de polders boden ook goede huisvesting voor de rietzangers en de kleine karekieten. Je
hoort ze wel maar je ziet ze niet.
Als een geduldige, goede leermeester verraste Fred mij gedurende al die dagen met zijn
vogelgeluiden-app herhaaldelijk op “het gaat maar door” gekrakeel van die twee vogels. Om mij als
een geslaagd studente uiteindelijk triomfantelijk het juiste antwoord te laten roepen: karekiet of
rietzanger. Maar ik durf ’t haast niet te zeggen: ik vind het opnieuw moeilijk. Tijdens het schrijven van
dit stukje, enkele maanden later, beluister ik nogmaals geheel in paniek beide roepen. Affijn, ik
besluit: de kleine karekiet klinkt als een waterval helder sprankelend (maar of ik nu zijn naam hoor
roepen?) en de rietzanger murmelt lager en krassend.
De eerste volle dag, Hemelvaartsdag, aanschouwden we niet alleen meer de polders met haar
prachtige kuddes paarden –om ze te vereeuwigen kreeg Marijke meteen zin om haar schildersezel
op te zetten, maar die had ze helaas niet meegenomen- en met het plekje paarse morgensterren,
maar aanschouwden we ook al fietsend op de Waddendijk, de Noorderdijk geheten, de kwelders:
buitendijks land dat is ontstaan door laagje op laagje slib, jaar in jaar uit, dusdanig hoog, dat zij niet
meer onderloopt en begroeit raakt met onder andere de zeealsem ofwel flooiekruid. Bij linnengoed
en in matrassen worden hiermee vlooien verdreven. Het was wel opmerkelijk dat Paula grote dotten
van dit kruid van de kwelder oogstte en haar jaszakken ermee volpropte.
In de avond bezochten we de klutenpoel aan de oude Waddenzeedijk met ook de wintertaling en de
lepelaar. Ik was blij dat tevens de groenpootruiter van de partij was, zodat mijn waarneming van
deze steltloper onlangs bij De Hulk, Hoorn, binnen en buitendijks, voor mezelf door de geroutineerde
vogelaars bevestigd kon worden. Gerrit wees ons op de al meer voorkomende kleine klaver en
reigersbek vanwege de steeds droger wordende omstandigheden.
De tweede dag was er een van een heel ander kaliber. Marijke Drees van KNNV Groningen had ons
op de aankomstavond tijdens haar presentatie al verlekkerd wat ons natuur-, cultuur- en
geschiedkundig te wachten zou staan. En zo fietsten wij op weg naar het landgoed Ewsum bij het
dorp Middelstum langs verschillende wierdendorpen: Warffum, Stitswerd (met postcode 9999),
Toornwerd, Kantens. “Wierden” gebruiken de Groningers, terpen noemen de Friezen ze: door de
mens opgeworpen heuvels op de reeds hogere wallen van de kwelders. In die tijd, zo’n 600 v Chr,
hield men zich nog niet bezig met bedijking. Maar op de wierden kon men zijn have en goed (vee,
hakhout) enigszins een droge plek geven. In de loop van de tijd werden de individuele wierden
samengevoegd tot grotere dorpswierden. Dit ging door tot de 12e eeuw. In de 19e eeuw werden de
wierden ontmanteld. Er werd goed gehandeld in de zeer vruchtbare grond. Vee en mensen hadden
gedurende eeuwen hierop flink wezen schijten natuurlijk. De arme zandgronden konden deze
grondverbeteraar goed gebruiken.
Middelstum is een radiale wierde: de boerderijen staan in een kring rond het hoogste punt, de
verzamelplaats voor vee en later de plek voor de Sint Hippolytuskerk.
Het landgoed Ewsum is van oorsprong een Middeleeuwse borg, een versterkt kasteel. De
geschutskoepel staat er nog. Nu is het een theeschenkerij met overnachtingsmogelijkheden. Het was
voor ons prachtig vertoeven in de tuinen met haar idyllische zithoekjes tussen de groentes, kruiden
en wandelende bloemen als de akelei; door ’t uitzaaien loopt deze plant door de tuin en schroom
dan ook niet om de oudere exemplaren weg te doen. Ook bezit de tuin een 3 eeuwen oude stenen
fruitmuur dat zonnewarmte vasthoudt zodat ook abrikozen en perziken er groeien.
Rondom het landgoed liepen we door het aangelegde bos en ontmoetten we het lantaarntje,
azuurwaterjuf, het verlate oranjetipje, hooibeestje, dagpauwoog. Ook heb ik vlinders staan op mijn
lijstje als de argusvlinder, hooibeestje, atalanta, bruin zandoogje, bruin blauwtje, klein en groot
koolwitje, citroenvlinder en kleine vuurvlinder. Maar ik denk dat sommigen daarvan in Het
Lauwersmeergebied hebben gefladderd op de volgende dag. Lijst-genoteerd staan natuurlijk tevens
de grote vangst van het nachtvlinderen. Peter, Aafke, Marijke, Fred, André, Ad en ondergetekende
trotseerden ’s avonds laat alle Groningse muggen om voor Ad, verheugd, enkele nieuwelingen te
vangen: kleine hermelijnvlinder, w-uil en variabele w-uil. Mij kon je al blij maken met de witte tijger
die ik voor de rest van mijn leven zal blijven herkennen.
Terugfietsend van het landgoed Ewsum hebben we op aanwijzing van Marijke Drees in dit hoge
Noorden sporen van architect Berlage en van de Amsterdamse School opgepikt: het kerkje van
Kantens en het oude stadhuis van Usquert met prachtige details als haar uitzonderlijke
brievenbussen en vlaggestok.
Dag drie: onder begeleiding van KNNV Groningen, Marijke Drees en Geertjan Herder, begaven we
ons ditmaal per auto naar het Nationaal Park Lauwersmeer, vol verwachting voor de zee-arend.
De Dudinken, Rita en Afra, trotseerde de 25 kilometer heen en ook weer terug als gewoonlijk sportief
op de fiets (electrisch of niet doet er niet toe), behalve deze schrijfster uit diezelfde familie; ik plofte
heerlijk achterin een auto die onderweg goed oog en oor had om de grauwe klauwier te ontdekken.
Die dag hebben we in het Nationaal Park al met al 75 vogelsoorten gespot waaronder natuurlijk de
eidereenden op ’t Wad, de zomertaling, de waterral en door Gerrit de roerdomp die een paar meters
van hem vandaan met enkele stappen meteen onherkenbaar het riet in stapte. Wat wil ik die vogel
graag zelf eens zien. Haar geluid heeft mij al wel vaak naar ’t Twiske gelokt.
In het Lauwersmeergebied bogen we ons verder over ogentroost, geel hartje, biggekruid, fijnstraal
oranje havikskruid en de rietorchis. De dag werd sfeervol afgesloten met heerlijke ijscoupes in
Pieterburen met allen die elkaar daar, fietsend of gassend, op weg naar huis toevallig weer troffen.
Aafke heeft net voor sluitingstijd Domies Toen, tuin van de dominee, nog weten te bezoeken met
ook een theeschenkerij. Helaas blijkt deze botanische tuin niet meer in haar volle glorie te staan door
gebrek aan inkomsten.
Zondag is altijd een gekke dag: eerst de handen uit de mouwen voor het grote corvee en daarna gaat
ieder zijn of haar eigen weg.
Van Rita hadden we de avond daarvoor al afscheid genomen.
Hans en Ria toerden al snel in het busje met hun geweldige camera’s de mooie zondag tegemoet
voor nog meer prachtige foto’s.
Paula en Gerrit zwaaiden zich op de fiets verder Groningen in voor de blauwborst en de gevederde
kemphanen.
Aafke, Ad, Fred, Marijke, Peter, Afra en André hebben de roodmus nog mogen bewonderen in Het
Lauwersmeer en, gelukkig, ook de zeearend.
Ik heb afscheid van Groningen en mijn natuurvrienden genomen door nog eenmaal nostalgisch over
de buitendijk te fietsen en als een meer ervaren vogelaar trots de graspieper, rietgors en
breedbekstrandloper in mijn uppie te spotten naast de scholekster, tureluur en lepelaar.
Voordat ik echt uiteindelijk met de trein uit Groningen naar Purmerend spoorde, heb ik mij ook nog
laten verrassen in Ezinge in het Museum Wierdenland en op een heerlijk terras met verschillende
provinciale bandjes bij Cafe de Brug.
Een nieuwe lente en een nieuw geluid,
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit;
Ik hoorde het in landschap Groningen, een pracht
En in een oud stadje, langs de watergracht.
Groeten
Gitta Dudink